Hoe is de L-Flat ontstaan?
Denkt u ook wel eens: hoe hebben ze ooit zo’n groot flatgebouw kunnen bouwen?
Tja, dat gebeurt als er grote woningnood is. En dat was er na de oorlog. In de jaren ‘50 en ‘60 waren er lang geen woningen genoeg. In de oorlog werden er sowieso minder kinderen geboren. Na die tijd kwam er een geboortegolf, mede doordat ondergedoken mannen weer thuis kwamen, of zij die in Duitsland hadden moeten werken. Die baby’s die toen geboren werden, noemt men tegenwoordig babyboomers. Al die nieuwe gezinnen wilden wonen; bij voorkeur zelfstandig, maar dat lukte meestal niet. Meestal ging of liever gezegd moest men inwonen bij de ouders of de schoonouders.
Dus moest er gebouwd worden. Dat kostte geld wat de bevolking niet had. Daarom gaf de regering subsidie aan gemeentes en aan corporaties. Uiteraard werden daar voorwaarden aan verbonden. Het aantal zo te bouwen woningen was gelieerd aan de hoeveelheid namen die ingeschreven stonden als woningzoekenden. Gemeentes kregen meer subsidie (woningwetwoningen) dan de corporaties (premiewetwoningen). De gemeentes bouwden dan ook woningwetwoningen (meer subsidie dus).
Kennelijk had de gemeente Zeist erg veel woningzoekenden, want zij kreeg toestemming om erg veel te bouwen. Naast hier en daar in diverse wijken werd het deze grote flat.
De plaats waar die moest komen te staan was al heel lang onderwerp van gesprek, al wisten de meeste Zeistenaren dat niet. Langs het sanatoriumbos liep een onverhard pad (ligt er grotendeels nog). Aan de overkant langs dat pad lag het landgoed Vollenhove waar nooit iemand mocht komen. Grote hekken stonden rondom. Tot midden jaren 60 de avondvierdaagse opeens door de ene poort naar binnen mocht, achter het hek langs lopen en door de volgende poort weer naar buiten. Dat was al een signaal dat er wat stond te gebeuren.
En ja, daar werd al gauw een groot flatgebouw uit de grond gestampt.
Het gebouw werd in vier delen opgeleverd. De eerste twee ingangen werden per 1 oktober 1967 verhuurd. De rest kwam allemaal klaar in 1968. De derde en vierde ingang per 1 april, de vijfde en zesde ingang per 1 augustus en het laatste deel, de zogenaamde korte poot per 1 december. De meeste bewoners verhuisden er al een paar weken eerder naartoe, maar per die datum ging de huur in.
Klachten waren er meteen, want al dat beton voor zo’n gebouw moest ook gemengd worden. Daartoe stond aan de overkant van wat toen de werkweg was, nu de Dreef, een betonmolen die alsmaar draaide en heel veel lawaai maakte. Door toedoen van de toenmalige bewoners is die molen later verplaatst.
Terwijl deze flat gebouwd werd, werden er uiteraard al plannen gemaakt voor de volgende: dat werden premiewoningen; die mochten dus alleen gebouwd worden door een corporatie en werden met minder geld gesubsidieerd. Nu kende Zeist in die tijd heel veel corporaties maar dat waren over het algemeen erg kleine. De vraag rees dus welke dat zou moeten bouwen. Dat werd uiteindelijk de stichting Woningbouw van de toenmalige Gerofabriek.
Daar had men echter niet de mankracht om dit te begeleiden. Derhalve werd de exploitatie in handen van de gemeente gelegd, maar de opdrachtgever was de Woningbouw Gerofabriek. Vandaar de naam Geroflat en vandaar dat daar de huur voor vrijwel dezelfde woning veel hoger is.
Zo kwam het dat in Zeist zo’n groot gebouw vol woningen is neergezet. Zo groot dat er eind 60er jaren, toen De Dreef ook open was voor het gewone verkeer, touringcars langs kwamen om hun gasten die hele grote flat te laten zien. Het is echt een monument geworden dat die tijdgeest ademt. In mijn ogen moet de L-flat dan ook op de monumentenlijst geplaatst worden.
Jannie
Een stukje geschiedenis van de L-flat
Tot 1986 was de flat in het bezit van de gemeente. Hoe zag het gebouw er toen uit?
De ingangen waren vierkante hallen waar je via een draaideur naar binnen ging. Iedereen kon gewoon naar binnen. De postbode kwam langs de deuren op de galerijen en ook de kranten- en reclamejongens (6 kilometer). Maar ook mensen die je liever niet zag, er ook niks te zoeken hadden kwamen binnen. Brandjes werden gestookt in de vuilstortkokers of in de vuilcontainers, vaak door jongeren uit andere wijken! Het vuil werd toen nog opgevangen beneden in de kelderruimtes, schuin tegenover de hellingbaan waar je met je fiets naar binnen ging, naar de box. Ook daar kon iedereen gewoon naar binnen. Soms vond je een ongenode slaper in je box.
Met de renovatie in de 90-er jaren werd een eind gemaakt aan dit alles. In de hallen gingen de draaideuren er uit en de nieuwe voordeuren werden een paar meter naar achteren geplaatst. Daardoor kwam er ruimte vrij voor de brievenbussen.
De brandweer wilde dat de vuilcontainers naar buiten gingen. De gemeentevuilophaaldienst wilde dat juist niet. Kombinatie’86 èn de bewonerscommissie wilden dat evenmin. Wat een rommel zou dat geven als er ook maar iets naast die container zou vallen. Hoe los je dat dan op? In de muur! En zo is het gebeurd. K’86 kocht per hal een meter grond erbij en zo werd er ruimte gecreëerd waar de containers konden staan: binnen de containers vullen en buiten die zelfde containers weghalen en op straat zetten.
Ook voor de aparte oud-papierbak (vanouds naast de containers) kwam een oplossing: een stenen bak tegenover de brievenbussen met daarin een zogenaamde kliko en daarboven een gleuf waar alle papieren die daar hoorden in gegooid konden worden. De bewonerscommissie ging er voor zorgen dat die kliko’s geleegd werden.
De haldeuren gingen op slot en iedere bewoner kreeg een sleutel. Deze past ook op het hek wat onder aan de eerdergenoemde hellingbaan kwam te staan. Als er toch een ongenode gast in de kelderruimte is, kan hij niet zoals vanouds onder de hele flat door zwerven. Tussen twee ingangen kwam een gangetje. De deuren die daarop uitkomen hebben maar aan één kant een kruk. Als je dus in dat gangetje verzeilt kan je er maar aan een kant uit, te weten via een trappetje naar buiten. Ook die deur kan alleen maar van binnen af geopend worden. Ook die ruimte moest worden bijgekocht. Het was de bedoeling dat die uitgang de hoogte van de rand van de galerij op de eerste etage zou krijgen maar dat mocht niet van de schoonheidscommissie.
Om de vrije toeloop van de eerste etage te voorkomen, werden de deuren tussen de hallen en die eerste etage ook met een sleutel afgesloten. Nu kan men alleen nog door de flat zwerven via de hoger gelegen etages.
De brandweer stond niet toe dat die etages halverwege de hallen werden afgesloten. Dat mocht alleen maar door schotten die je zo weg kon schoppen. Daar mee was het doel van zulke schotten teniet gedaan. Die schotten zijn er dus niet gekomen.
De liftdeuren werden vernieuwd. Volgens de toen nieuwste voorschriften moesten dat eigenlijk dubbele dichte deuren zijn. Maar wegens claustrofobie van een commissielid werd het nog toegestaan dat het een enkele deur werd met een raampje.
Voor de kleuren werd het advies van een kleurdeskundige van een verffabriek ingewonnen. Dat werd blauw voor de woningen en rood voor alle andere deuren. De hallen kregen allemaal hun eigen kleur zoals de liftdeuren en de vloertegels. Op de 13e etage werd ook het stucwerk in de wanden meegenomen. Ook het latwerk aan de buitenkant van de hallen komen zo aan hun rode kleur. Het oranje naast de deuren is veel later aangebracht.
Voor en tijdens deze werkzaamheden vergaderde de bewonerscommissie maandelijks met de techneuten van K’86, de projectontwikkelaar, de betrokken gemeenteambtenaar en iemand van de brandweer.
Er is destijds bewust voor gekozen dat er glas in de wand zit tussen de hal en de containerruimte omdat men dan altijd iemand daar zou zien zitten. Men was nog steeds erg wantrouwig als het ging om niet-bewoners in de flat. Daarom was men er ook gauw mee verzoend dat je overal sleutels mee naartoe moest nemen. Ook naar de box bijv. Men voelde zich opgesloten maar men begreep ook dat het moest.
In de hallen kwam in de jaren daarna steeds meer vuil te liggen; afval wel te verstaan. De hallen werden toen dagelijks schoongemaakt, ook in de weekenden. Dan komt immers de meeste visite en de hallen en de liften zijn het visitekaartje. Voor de weekenden werd een bewoner in dienst genomen door K’86 die zowel op zaterdag als op zondag een paar uur aan het vegen en schrobben was. Later is dit overgenomen door de firma Meerwijk. Nog later werd ook dit niet meer gedaan.